Preek: ‘Mijn ziel tot rust gekomen’
(Psalm 131)
1 Een pelgrimslied van David.
HEER, niet trots is mijn hart,
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen.
2 Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind is mijn ziel in mij.
3 Israël, hoop op de HEER,
van nu tot in eeuwigheid. (NBV)
———-
1 In beafeartsliet. Fan David.
It hert sit my net heech, Heare,
en myn eagen binne net grutsk;
it is my net te rêden om dingen
dy’t my te heech binne
en my boppe de macht geane.
2 Nee, ik ha mysels alhiel bedimme en bestille
as in ôfwend bern by syn mem.
Ja, as in ôfwend bern bin ik.
3 Wachtsje do, Israel, op de Heare
fan no ôf oant yn ivichheid. (Fryske Bibel)
Gemeente van Christus, beste mensen,
1.
Psalm 131 lijkt ons een mooi, rustig en vooral liefelijk tafereel te presenteren. Van iemand wiens ziel tot rust gekomen is. Het gaat niet over een kind aan de borst van zijn of haar moeder. Nee, dat is het beeld dat gebruikt wordt voor de ziel: ‘als een kind is mijn ziel in mij’.
Een ziel tot rust gekomen. Maar daar gaat een wereld aan onrust aan vooraf: trots, hoogdravende dromen, ambitie, prestatiedrang. Kortom de drive om te zijn, om iemand te zijn. Om niet onbetekenend te zijn en betekenisloos te leven. Je wilt iemand zijn, goed doen, de wereld verbeteren, je onderscheiden, kennis vergaren. Je wilt schitteren. Maar deze ziel waant zich niet meer wijzer. Oosterhuis dicht:
‘ik waan mij niet wijzer
ik weet mij niet meer dan een mens
keer mij niet af van mijn naaste
droom geen hoogdravende dromen
ik heb mijn bestemming erkend
mijn ziel is tot rust gekomen.’ (150 Psalmen vrij)
2.
We lopen nu het risico te denken dat deze ziel door het leven gebutst en gebeukt is en daardoor zijn of haar ambities heeft moeten loslaten. Hij trekt zich terug en zoekt rust. Oosterhuis dicht vrijelijk: ‘als een kind dat gedronken heeft en rust aan de borst van zijn moeder’. Daar (dat terugtrekken …) is overigens niets mis mee, maar ik vermoed dat de psalm ons nog wel meer dan dat wil meegeven.
Het beeld van het kind bij moeder op schoot heeft nog een andere laag. Het gaat in de Hebreeuwse tekst namelijk om een gespeend kind, in de Friese vertaling ‘in ôfwend bern’. Dus een kind dat van de borst af is, ontwend aan de moedermelk. Een gespeend kind is dus niet een kind dat een speen in de mond geduwd krijt, maar een kind dat juist van de moederspeen af is.
Dat geeft nog een extra perspectief op de psalm. Het gaat niet alleen over terugtrekken en vertrouwen. Dat zeker ook. Maar er klinkt in deze psalmwoorden ook iets van kracht en onafhankelijkheid door. Eerlijk gezegd komt dat het best tot uitdrukking in de Friese vertaling. We zijn dat kwijtgeraakt bij Oosterhuis en de NBV.
‘Nee, ik ha mysels alhiel bedimme en bestille
as in ôfwend bern by syn mem.
Ja, as in ôfwend bern bin ik.’
3.
Dit roept het beeld op van iemand die gepoogd heeft ten volle te leven: vol ambitie, kracht en kennis. Met mooie en hoge doelen en dromen. Maar degene heeft ook ontdekt dat de kans van teleurstelling, stress, opbranden en vernedering op de loer ligt. Degene heeft blijkbaar geleerd dat trots en ambitie niet voldoende basis vormen, niet genoeg uithoudingsvermogen bieden om de lange weg te gaan. Met ambitie, trots en kracht, ook enthousiasme kun je lang doorgaan. Heel lang, veel té lang. Maar vroeger of later zul je terug moeten naar de drijfveren, naar de motivatie, naar je roeping, naar de voeding. Of je loopt leeg, brandt op, gaat stuk, wordt cynisch, teleurgesteld…
De ziel van Psalm 131 heeft zichzelf (dus actief!) bedimme en bestille. Tot bedaren en tot rust gebracht. Deze ziel is als een gespeend kind. Het heeft namelijk al voldoende gedronken. Het is niet nodig om geknakt en gebutst naar de moederborst te grijpen en snel bij te drinken en bij te tanken. Deze ziel is ôfwend, ontwend. Kan op eigen benen staan. Zoekt veiligheid bij mem, maar hoeft niet meer gezoogd te worden. Is zelfstandig geworden en zit in alle rust op schoot bij moeder. Geborgen.
4.
Beste mensen, ik hoop niet dat jullie deze psalm zien als een afwijzing van een intensief en actief leven vol met prachtige en hoge dromen. Blijf alsjeblieft volop leven en dromen! Wees iemand, doe goed, verbeter de wereld, maak het verschil, vergaar kennis! De Psalm geeft echter wél een waarschuwing tegen trots en tegen het niet (her)kennen van je eigen grenzen en beperkingen. Van het oeverloos doorgaan
Wel hoop en bid ik om iets van dit beeld te benaderen in mijn eigen leven. Niet alleen voor mezelf natuurlijk, evenzeer voor jullie. Maar zeker ook voor mezelf. Om een al te grote ambitie en prestatiedrang los te laten. Om me te laven aan Gods moederborst, aan haar woord en inzicht, haar wijsheid en inspiratie. Om daar veilig te zijn en me over te geven. Tot het moment komt dat de overgave en het laven aan de borst kan transformeren tot loslaten, tot onafhankelijkheid, tot loslaten. Dat ik gespeend raak. Ofwend reitsje. En zelfstandig mijn ziel tot rust weet te brengen. Tot bedaren, tot rust, tot mijn bestemming. Niet zonder grote dromen, en ook schitterend. Maar in het juiste perspectief, de juiste balans. Een ziel gelaafd aan Gods goedheid.
Daar wacht ik op, daar hoop ik op, daar bid ik om…
It hert sit my net heech, Heare,
en myn eagen binne net grutsk;
it is my net te rêden om dingen
dy’t my te heech binne
en my boppe de macht geane.
Nee, ik ha mysels alhiel bedimme en bestille
as in ôfwend bern by syn mem.
Ja, as in ôfwend bern bin ik.
Amen
(Hinne Wagenaar, januari 2014)