De bijbeltekst voor zondag 4 september 2011 (Matteüs 18: 15-20) lag me zwaar op de maag. Het gaat over het aanspreken van iemand die (tegen je) zondigt. Mocht hij of zij niet luisteren in een gesprek onder vier ogen, dan moet je er een of twee anderen bij betrekken als getuigen. Als dat nog geen uitkomst biedt, dan moet de zaak voorgelegd worden aan de hele gemeente. Tenslotte moet de zondaar, die geen schuld wil bekennen, behandeld worden ‘als een heiden of tollenaar’.
Deze tekst vormt de basis voor de kerkelijke tucht. Het roept bij mij gevoelens op van kerkelijke bedillerigheid en het opgeheven betweterige vingertje. Het doet me denken aan berisping, uitsluiting en excommunicatie; aan machtsmisbruik en gebroken relaties. Mijn weerzin tegen deze tekst onthult het tegenwoordige levensgevoel. Wij leven immers liever in vrijheid, blijheid. We spreken mensen niet gemakkelijk aan, al helemaal niet op hun tekort. We durven ons bijna niet te bemoeien met de kinderen van anderen. Maar ondertussen zien wij het verkeerde gedrag van anderen wel, en wij zwijgen (tegen hen). Des te meer spreken we erover met anderen. Het gedrag van anderen, en vooral het verkeerde, is het gesprek van de dag. Wij vergenoegen ons er zelfs in, het is een nationale sport in roddelbladen, op tv en het internet.
Nee, dan is er meer moed en klasse nodig om iemand aan te spreken onder vier ogen. Om je broer of zuster niet te verzwijgen en uit de weg te gaan. Om degene niet te laten zwemmen in het verkeerde. En wie weet is het verhaal heel anders dan onze beperkte blik meende te constateren? Blijft degene volharden, dan kom je zelf in een lastige situatie. Anderen erbij halen? Dan moet je wel goed weten wat je wilt. Er ontstaat een reflectie bij de ‘aanklager’. En dan nog een stap verder, er ontstaat een proces van reflectie in de hele gemeente. Alleen in het uiterste geval worden de banden verbroken en plaatst de ‘zondaar’ zich buiten de gemeenschap zoals een ‘heiden’ of tollenaar buiten de gemeenschap staat.
Hoewel in eerste instantie gevoelens boven kwamen drijven van uitsluiting en excommunicatie, blijkt dat het in deze tekst gaat om medeleven en compassie in de gemeente. Dat we mensen niet doodzwijgen en laten vallen bij de eerst stap; dat wij hen niet be-roddelen en vervolgens laten zwemmen. Nee het gaat hier om compassie en communicatie, om het bewaren van relaties. Tjonge, daar is moed en wijsheid voor nodig. Tucht (leiding ten goede) staat in dienst van barmhartigheid. Wees verschillig!
Geef een reactie