‘Maak het u onder de boom gemakkelijk ‘
(Genesis 18: 1-15)
Beste mensen,
1.
Wij luisteren vandaag naar het oer-verhaal over Abraham en Sara. Twee moedige mensen die het natuurlijke verleden achter zich hebben gelaten en zoeken naar nieuw land, nieuwe toekomst, nieuwe geboorte. Die toekomst blijkt echter hardvochtig en allerminst eenvoudig te zijn. Deze eerste laag van dit verhaal gaat onmiskenbaar over de dagelijkse en natuurlijke realiteit van land, vruchtbaarheid en nageslacht. Maar we zoeken vandaag voorbij de eerste laag, zoals we bij Bijbelse verhalen eigenlijk altijd zoeken voorbij die eerste laag.
Dit oerverhaal over Abraham en Sara gaat – op een ander nivo – over het wegtrekken uit je verleden. Over het achterlaten van de oude patronen en verbanden. Het onderweg zijn naar nieuw mens-zijn. Het pelgrimerend zoeken naar nieuw land, het hopen op nieuwe ‘geboorte’. Om vruchtbaar te mogen zijn en nieuwe toekomst te vinden. Niet alleen voor jezelf maar ook voor anderen. Wie weet voor een menigte ontelbaar als de sterren die, zo dicht Barnard, ‘geboren zijn uit de hoge, getogen uit de nacht’.
Maar de weg om te gaan ligt er nog niet, de toekomst is vaag, de vruchtbaarheid loos, het vertrouwen wankel, de hoop uitgeblust. Het heeft te lang geduurd. Je bent moe in Mamre. En plotseling staan er dan drie (!) mannen bij de tent. En je rent-je-tent uit, die ‘pop-up-woning-voor-onderweg’ , en je buigt diep: ‘Wees zo goed om ons niet voorbij te gaan. Wees onze gast en maak het u hier onder de boom gemakkelijk’. En ineens is het alsof ‘heel Mamre bakt’, wordt er een mooi kalf geslacht (aaach, zielig) en is er ‘boter, melk en meel’ voor de vegetariërs (hè, gelukkig).
Terwijl de vreemdelingen eten, komen ze met een ongedacht en onverwacht bericht. Er zal vruchtbaarheid zijn en toekomst. Maar Sara lacht, ze lacht zich dood. Het visioen van nieuwe geboorte is verwelkt.. Abrahams hoop uitgeblust. Zou de oude liefde voor mij nog weggelegd zijn, vraagt Sara zich af? Kan ik mijn droom nog weer oppakken? Kan ik het visioen opnieuw onder het hart dragen en geboren laten worden?
Ja, je lacht je dood over zulke dromen en visioenen wanneer je kapot zit. Wanneer je niet meer weet hoe het verder moet. Wanneer cynisme ons vertrouwen heeft overgenomen en onverschilligheid onze hartstocht heeft uitgeblazen. Later, wanneer gebleken is dat het wél anders kon, dat ze toch vruchtbaar zou zijn, dan herinnert zij zich haar cynisme en dat het was ‘om je dood te lachen’. Die nieuwe geboorte krijgt een naam. Hij heet Isaak/Jitzak. Dat betekent ‘hij lacht’! De toekomst lacht je dan plotseling toe.
2.
Onze huidige wereld wordt gekenmerkt door reizen, mobiliteit en vreemdelingschap. Mensen, en wij zijn die mensen, bewegen er lustig op los. Voor velen is het onderweg-zijn echter geen ontspanning of avontuur maar bittere noodzaak. Zij moeten vluchten en zoeken naar nieuwe toekomst, nieuw leven. Ze worden vreemdeling en vluchteling tegelijk. Onze maatschappij kenmerkt zich meer en meer door angst en haat voor vreemdelingen. En die angst is ook begrijpelijk in een wereld op drift. Die vreemdelingen komen immers alleen maar halen!
Maar Abraham buigt diep en nodigt hen gastvrij uit. ‘Wees zo goed om ons niet voorbij te gaan. Wees onze gast en maak het u hier onder de boom gemakkelijk’. En tussen haakjes: wat blijkt? De drie vreemdelingen in dit verhaal zijn God zelf. Of representeren God. Ze zijn met z’n drieën. God is namelijk nooit alleen, ze zijn altijd met z’n drieën. Wanneer wij één van de drie ontvangen, dan is dat al bijzonder. Meer kunnen we bijna niet aan.
In de wereldcontext van vreemdelingschap en mobiliteit wil Nijkleaster een plek zijn om gastvrijheid te oefenen. Een plaats waar we buigen voor onze gasten en zeggen: ‘ Maak het u onder de boom gemakkelijk ‘. Of in het Fries: ‘Jou jim mar del ûnder de beam.’ We willen oefenen om een plek te zijn waar gasten ruimte krijgen om oude patronen en verbanden achter zich te laten. Om onderweg te zijn naar nieuw mens-zijn. Om pelgrimerend te zoeken naar nieuw land, om te hopen op een nieuwe geboorte. Om vruchtbaar te mogen zijn en nieuwe toekomst te vinden. Niet alleen voor zichzelf maar ook voor anderen. Wie weet voor een menigte, ontelbaar als de sterren, die ‘geboren zijn uit de hoge, getogen uit de nacht’. In onze wereld zijn er vaste plekken nodig waar gastvrijheid geoefend wordt. Waar gebogen wordt voor vreemdelingen.
Ik weet dat gastvrijheid niet de specialiteit van Fryslân of Nederland is. W zijn zo druk. Wij zijn zo geïndividualiseerd. We leven zo op onszelf en voor onszelf. Daarom willen we hier in Jorwert gastvrijheid oefenen en gemeenschap (mienskip ) koesteren. In het oefenen van gastvrijheid proberen we onze handen te openen en daarmee te ontvangen. Om gasten te ontvangen, maar ook om van hen te ontvangen. Gasten en vreemdelingen komen altijd iets halen, maar brengen onmiskenbaar ongedachte en onverwachte berichten. Berichten en wijsheid hebben we nodig om vruchtbaar te kunnen zijn. In onze maatschappij hebben we veel van dergelijke plaatsen van gastvrijheid nodig. Huub Oosterhuis schrijft: ‘We hebben een keten van ‘bezield-verband-huizen’ nodig (Jij, die mij ik maakt, 61). Plaatsen van gastvrijheid, gemeenschap en bezieling.
Dát willen wij als Nijkleaster graag zijn en oefenen. Om een gastvrije plek te zijn, open om vreemdelingen te ontvangen. En om diep voor God te buigen met de woorden: ‘Maak het u onder de boom gemakkelijk. Jou jim hjir mar del ûnder de beam’.
Amen.
(Hinne Wagenaar, 19 oktober 2014)
Geef een reactie