Op zaterdag 25 april werd de Volzin-lezing verzorgd door Abt Bernardus, abt van de Trappisten Abdij Koningshoeven te Berkel Enschot, vlak bij Tilburg. De lezing is te vinden op de website van het blad Volzin (www.volzin.nu). Ik was uitgenodigd om te reageren op deze lezing van br. Bernardus. Hier volgt de tekst van mijn reactie.
Over Gastvrijheid
reactie op de Volzin-lezing ‘Gastvrijheid: sleutel tot samen leven’ door br. Bernardus, abt van de Abdij van Koninghoeven te Berkel Enschot (zaterdag 25 april 2015)
1. Vreugde en schroom
Met vreugde en met schroom sta ik hier voor u allen. Vreugde om te mogen reageren op de rede van br. Bernardus. Ik heb br. Bernardus namelijk op een vreemde wijze ‘ontmoet’. Een aantal jaren geleden had ik me enthousiast opgegeven voor het crowdfundingsproject Fairphone, een project om telefoons te produceren die zo ‘fair en fairtrade’ als mogelijk porberen te zijn. In mijn omgeving ontving ik vooral scepsis. Onze zoons lachten meewarig over hun vader die nu zelfs al een fairtrade telefoon zocht. ‘Hoe kom je erop? ‘ Precies in die periode las ik een column van br. Bernardus met als slotopmerking; ‘Ik kan niet wachten tot de fairphone beschikbaar komt. Ha, dacht ik, wat een prachtige column. Eindelijk een soulmate! U begrijpt waarom ik hier met vreugde sta om te mogen reageren op dit mooie pleidooi van br. Bernardus over gastvrijheid als tegengif tegen globale onverschilligheid.
Trouwens, als u mij straks vraagt de fairphone te mogen bekijken, dan moet ik u teleurstellen. Onze oudste zoon vond de fairphone geweldig toen die eenmaal in huis was.
Maar ik sta hier ook met een zekere schroom. Ik sta hier als pionier-predikant van Nijkleaster, een piepjong project met het verlangen om op een nieuwe wijze klooster te zijn. En wel in de zeer seculiere context van het Friese platteland, namelijk het dorp Jorwert. Ja, inderdaad, dat dorp waarover Geert Mak geschreven heeft. We hebben een stapel brochures voor u meegenomen waarin Mak zijn huidige visie geeft op ‘God en Jorwert’. Een piepjong project dus. Het is namelijk onze overtuiging dat er ook binnen de protestantse traditie grote behoefte en verlangen is naar andere vormen van kerk-zijn naast het parochie- of gemeentemodel. Wij zoeken naar een plek van doorgaand gebed, gemeenschappelijk leven en gastvrijheid in de vorm van een nieuw klooster passend bij onze context. Ook al kunnen wij putten uit de wijsheid van de lange en diverse tradities van Rooms Katholieke, Orthodoxe en ook Protestantse vormen van gemeenschappelijk leven, toch begrijpt u wel dat ik hier dan wat verlegen sta in deze eerbiedwaardige abdij.
2. Gastvrij en missionair
Er zijn een aantal punten die ik wil inbrengen naar aanleiding van de lezing van broeder Bernardus én op grond van mijn ervaringen met het Nijkleaster project dat na een lange aanloopfase feitelijk begonnen is in oktober 2012. Alles wat ik zal benoemden doe ik tegen de achtergrond van de notie dat gastvrijheid een tegengif is tegen onverschilligheid. De leuze van een bekende omroep-vereniging is een van mijn levensmotto’s: Wees verschillig!
Br. Bernardus spreekt van de ruimte die geschapen wordt door gastvrijheid. Een open ruimte waar je vrij in-en-uit kunt gaan om je roeping als mens te ontdekken. De gastheer/ gastvrouw biedt een open ruimte zonder dat hij/zij de mensen wil veranderen. Er is geen agenda, ook geen verborgen agenda.
Mijn ervaring bij Nijkleaster is dat dit lastig kan zijn. In de eerste plaats vanwege de omstanders. Ik werd kort geleden aangesproken door een dorpsgenoot die een groep gasten stond na te kijken: ‘dominee, wat vertelt u die mensen nou elke keer?’ Ik antwoordde: ‘nou, eigenlijk niet zo veel. We proberen mensen ruimte te geven om toe te komen aan hun eigen innerlijk: stilte, bezinning en verbinding’. De dorpsgenoot reageerde spottend: ‘ ja, dat leauwe jo sels tink?’ (Dat gelooft u zeker zelf ?). De vooronderstelling is dat wij mensen zouden willen overtuigen en bekeren tot onze mening. Die zit diep geworteld. En die argwaan is, gezien onze traditie, ook wel goed te begrijpen.
Dat is de reactie van omstanders en de dorpelingen. Maar deze visie leeft evenzeer in het veld van missionair werk. Nijkleaster is een pioniersplek verbonden aan de afdeling Missionair Werk van de Protestantse kerk in Nederland. Gelukkig is het perspectief binnen Missionair Werk divers. Maar toch is de vooronderstelling van missionair-zijn toch al snel dat je mensen bij de kerk moet betrekken. Om het dalende tij te keren.
Bij Nijkleaster proberen we ons echter bescheiden op te stellen. Onze drieslag ‘Kerk-Kroeg-Klooster’ mag dan aantrekkelijk zijn, we hebben nog niets. De kerk huren we van een stichting. In de kroeg zijn we te gast voor de kleaster-maaltijden. Het kloosterpand en het bijbehorende terrein is nog in de fase van plannen ontwikkelen. Vanuit dat ‘niets’ is gastvrijheid onze basishouding. We zeggen dan: ‘wij proberen een open ruimte te faciliteren waar God zijn werk mag doen, waar de adem van de Geest haar ongebaande wegen mag zoeken.’ Wij doen dat in alle eenvoud met in alle programma’s ‘stilte, bezinning en verbinding’. De vormendaarvoor zijn steeds gelijk: een korte viering; ontmoeting aan de tafel van verhalen; pelgrimeren in het open landschap; het delen van de (vaak zelf meegebrachte) maaltijd. Onze gasten merken dat wij hen de ruimte bieden en niet aan hen trekken of proberen te ‘bekeren’. Ze weten de weg naar Jorwert te vinden. De laatste maanden is het op onze vaste open woensdag kleasterochtend eigenlijk te druk en moeten we ons daarop beraden.
3. Gastvrijheid en eigenheid
Een tweede punt uit de rede van br. Bernardus waar ik op in wil gaan, gaat over de spanning tussen gastvrijheid en eigen identiteit. Br. Bernardus schrijft dat de relatie tussen gast en gastheer/vrouw geen eenrichtingsverkeer is: ‘Gastvrijheid is een tweevoudige beweging waarin er een ontmoeting plaatsvindt die een andere richting aan je leven geeft’. En: ‘naast ontvankelijkheid gaat het ook over confrontatie’.
Een van de pijlers van het gedachtegoed van Nijkleaster is dat wij kerk/klooster in context willen zijn. Wij dragen niet voor niets een Friese naam. Wij hebben niet toevallig onze plek gevonden midden op het Friese platteland. We willen ons expliciet verbinden met de taal en cultuur, en met de geschiedenis van Jorwert en het wijde landschap. Terwijl de Friese kerk de Friese taal, cultuur en geschiedenis altijd genegeerd heeft, willen wij contextuele theologie beoefenen. Ik heb Afrikaanse theologie gedoceerd in Kameroen. Dat was geweldig! Maar nu proberen wij na te denken over contextuele theologie in de eigen context. Contextuele theologie gaat niet over exotische oorden ver weg!
Maar goed, dan komen onze gasten bij ons in Jorwert en krijgen ze te maken met de particuliere context. Dat levert soms vervreemding op. Wij zingen bv. in onze vieringen altijd het Onze Vader in het Fries, zoals verwoord door de dichter Eppie Dam. Het eerste van de 5 coupletten klinkt zo:
God fan fier en hein, ús Heit,
dat wy hilligje jo namme,
ûnder ús sa faak ûntwijd,
troch jo eigen bern beskamme.
In hoeverre pas je je aan aan de gasten? Een enkeling zegt verontwaardigd zich buitengesloten te voelen. Moeten de gasten zich maar aanpassen? Dit is geen issue als je binnen een dominante cultuur functioneert. Maar wanneer je dit doet binnen de context van een marginale cultuur, dan wordt het spannend. Wij proberen in al onze activiteiten en vieringen meertalig te zijn en lenig met taal om te gaan. Onze basis is: we gaan uit van onze eigenheid. Maar dat is geen onbegrensde eigenheid. Onze eigenheid wordt begrenst door onze gastvrijheid. We voelen ons daarbij zeer verwant aan de uitspraak de wordt toegeschreven aan Mahatma Gandhi:
‘I do not want my house to be walled in on all sides and my windows to be stuffed. I want the cultures of all lands to be blown about my house as freely as possible. But I refuse to be blown off my feet by any of them.’
4. Gastvrijheid: geven en ontvangen
Mijn derde opmerking gaat over gastvrijheid die niet alleen gegeven maar ook ontvangen wordt. Br. Bernardus herinnerde ons aan Abraham, het grote voorbeeld van gastvrijheid. En aan Mozes, zijn volk altijd wijzend op haar oorsprong in de slavernij. Met als conclusie: ‘De ervaring van vreemdelingschap is van wezenlijk belang voor het geven en ontvangen van gastvrijheid.’
Dat lijkt me wezenlijk in de discussie over gastvrijheid. Dat je zelf weet hebt van vreemdeling zijn, van gast zijn. En dat je afhankelijk bent van wat je ontvangt. Als je in den vreemde hebt gewoond, dan weet je wat het is om gast te zijn. Toen wij (Sietske, mijn vrouw, en ik) studeerden en in New York woonden, ervoeren wij gastvrijheid. Wij wisten niet wat ons overkwam. Dat waren we van huis uit niet gewend. En later toen we in Kameroen woonden, werden wij regelmatig beschaamd door de gastvrijheid die ons verleend werd door mensen die zich dat (vonden wij) niet konden veroorloven. Wij weten wat het is om vreemdeling te zijn en gast. Maar er ligt een gevaar om de hoek wanneer je een leven lang in je ‘eigen’ klooster woont. Of zoals in ons geval, wanneer je terugkeert naar je eigen land en volk en er ‘thuis’ meent te zijn. Met als gevolg alle anderen als gasten gaat beschouwen .
Wij zijn dit voorjaar ons in Jorwert er beter van bewust geworden dat wij daar ook ‘gast’ zijn, soms bijna vreemdelingen. Immers wie wil er in de huidige tijd een nieuw soort christelijke klooster beginnen? Wat betekent dit voor het dorp? En moet het dorp veranderen in de richting van Nijkleaster? Maar het gaat om een laag dieper. In een eigen vaste context kun je snel vergeten dat ook die je gegeven is. In een geworteld context (bloom where you have been planted), kun je snel vergeten dat de basis niet ligt in het ‘hebben’ maar in het ontvangen. Dat we de wereld niet kunnen opdelen in gastvrijheid-gevers en gastvrijheid-ontvangers.
Op grond van onze ervaringen in Nijkleaster moeten wij leren begrijpen dat wij zelf te gast zijn Niet alleen in het dorp Jorwert, maar ook überhaupt. We zijn te gast op aarde, we zijn te gast bij God. En dat geldt wat mij betreft voor zowel het materiële als het spirituele. Wij komen op aarde met lege handen en wij vertrekken met lege handen. Niets is van ons, de aarde is des Heren, alles ontvangen wij. Met die innerlijke houding van ontvangen en ontvankelijkheid kunnen wij misschien gastvrijheid bieden aan onze gasten. En hen een plek, ‘een sanctuary’, bieden om zelf die innerlijke ruimte te ontdekken, te vinden en te onderhouden.
5. Maatschappelijke dienstplicht
Tot slot. Uitgaande van br. Bernardus’ constatering dat ‘De ervaring van vreemdelingschap van wezenlijk belang is voor het geven en ontvangen van gastvrijheid’, zou het belangrijk kunnen zijn om de discussie over sociale dienstplicht in dat licht te bezien. Het is heel belangrijk voor jonge mensen om vreemdelingschap te ervaren en zelf gastvrijheid te ondergaan. Vooral jongeren die geen kans krijgen om los te komen van hun eigen familie en sociale context zou het heel goed zijn om sociale dienstplicht te vervullen, liefst in het buitenland. Op die manier leer je al op jonge leeftijd wat het is om ‘gast’ te zijn, om gastvrijheid te ontvangen. Zo ontvang je al jong de sleutel tot samen leven. Gastvrijheid als kracht tegenover de mondialisering van de onverschilligheid.
ds. Hinne Wagenaar (pionier Nijkleaster)
Geef een reactie