Lezingen (zie verder)
- Enkele passages uit de dagboeken van Etty Hillesum (aug. 1941 en juli 1942)
- Evangelie van Matteüs 28, 1-10
1. Beste mensen, vanmorgen stonden velen van ons buiten op het kerkhof, hier bij de kerk van Jorwert. Het was nog vroeg (06.00 uur), en donker. We klonterden wat onwennig rond het paasvuur om ons vervolgens over te geven aan de rituelen, symbolen en teksten van de Paaswake. We bedachten toen dat we een wel beetje ‘healwiis’ (Fries voor gek of dwaas) moeten zijn om dit te doen. Niet alleen omdat het zo vroeg was (dit jaar ook nog eens de overgang van winter- naar zomertijd). Nee, eerder omdat we tegen beter weten in samen komen. Hopend en verlangend naar licht, opstanding, verandering, toekomst. Je moet een beetje healwiis zijn om daar op te hopen. We zijn immers gewend geraakt aan de zwaarte van het bestaan. Persoonlijk; aan ons verdriet en onvermogen. Maatschappelijk; aan de schijnbare almacht van het kwaad in deze wereld. We zijn moegestreden en raken afgestompt. De gewenning zet snel in. We vinden het best wel erg wat er allemaal gebeurt aan verdriet en onrecht, maar het is nu eenmaal zo.
2. De Maria’s die in het evangelie zo vroeg naar het graf gingen, moeten ook wel een beetje ‘healwiis’ zijn geweest. Tegen beter weten in gingen zij naar het graf, afgesloten met een zware steen. Wat kun je dan nog hopen en verwachten? Immers, Jezus was vermoord en begraven. Steen op het graf en wachters ervoor. ‘Zo, daar zijn we voor altijd vanaf’, moeten de mensen die Jezus hadden omgebracht gedacht hebben. ‘Al dat gezeur over bevrijding en liefde. Over vriendschap, goedheid en vergeving. Over kwetsbaarheid, groei en vrede. Al dat geklets over God en Gods goedheid. Dat is allemaal leuk en aardig, maar nu was het genoeg! Het gaat in de wereld uiteindelijk over macht en invloed, over geld en bezit, over winst en winnen.’ En dus moest die verpersoonlijking daarvan, die zoon van God, omgebracht worden. In een graf begraven worden, steen voor het graf en wachters ervoor. Om vervolgens weer ‘gewoon’ verder te kunnen leven.
3. Maar blijkbaar was het van die vrouwen toch zo healwiis nog niet om naar het graf te gaan. Want bij het krieken van de dag gebeurt het onvoorstelbare. Matteüs gebruikt een veelheid aan woorden om dit onvoorstelbare in woorden te vatten: de aarde die hevig beeft, een engel die afdaalt, de steen die wordt weggerold, licht als bliksem, kleding wit als sneeuw. Bewakers die beven van angst en voor dood neervallen. En dan klinkt er een boodschap: ‘Wees niet bang. De gemartelde, de gekruisigde is opgewekt en ligt niet meer in het graf!
Beste mensen, we zijn vaak bang en moegestreden als het gaat om de zwaarte van het bestaan. Maar we zijn ook bang en raken evenzeer van de kaart wanneer er wél licht en opstanding, verandering en toekomst blijken te bestaan. Wanneer de engel de vrouwen zegt: ‘Hij gaat jullie voor’, dan verlaten ze ontzet én opgetogen het graf. Opgetogen omdat Jezus leeft . Opgetogen omdat God de weg en wijsheid van Jezus bevestigt. Opgetogen omdat het kwaad niet het laatste woord heeft. Maar ook ontzet. Want dat betekent dat er verandering mogelijk is. Dat het niet meer is zoals het nu eenmaal is. Dat we ons niet meer kunnen verschuilen achter ons moegestreden-zijn, onze afstomping, onze gewenning! Wat een schrik! We mogen – moeten – hem volgen! Jezus’ opstanding betekent dat wij óók mogen – moeten – opstaan; dat ook wij ons kunnen laten opwekken; dat ook wij opgegraven kunnen worden.
4. Dit is natuurlijk allemaal beeldspraak. Maar het geheim van de opstanding is eigenlijk alleen maar in beelden te vatten. Toen ik deze weken rondwandelde en mediteerde over het graf en de steen ervoor, moest ik steeds denken aan het beeld van de put dat voorkomt in de teksten van Etty Hillesum. Niet zo vreemd dat ik eraan moest denken, want we lezen die woorden elke week op donderdagavond tijdens de avondviering in klooster Westerhûs. Zij schrijft in augustus 1941 in haar beroemde dagboek ‘Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden.’
Bij het graf van Jezus moest de steen verwijderd, weggerold worden. Toen dat gebeurde, toen ontstond er ruimte voor opstanding. Toen kon het leven weer gaan stromen. Toen was God niet meer weggestopt en begraven. En nu dat mogelijk is gemaakt, nu het Pasen is geworden, nu de steen is weggerold, nú mogen wij volgen! Nu mogen wij God opgraven. Want hoe en hoezeer is God in ons leven begraven? Hoeveel steen en gruis ligt er voor onze put, voor ons hart?
Wanneer er voor de put steen en gruis ligt of wanneer de put zelf vol ligt met steen en gruis, dan hebben we God begraven. Dan kan het leven niet stromen, kunnen we niet bij Gods goedheid komen. En dus worden we vandaag uitgenodigd, nu de grote steen van het graf is en de kop eraf is, om Jezus te volgen. Om God in ons eigen leven op te graven. En alle puin en gruis te verwijderen. Gooi het eruit, geef over, hoest het op, laat je ontluchten. Laat alle pijn, verdriet, frustratie, onmacht, jaloezie, haat, woede en oordeel los. Alle opgekropte pijn. Gooi alles eruit! Grote brokken die je het leven zuur maken. Kleine stukjes gruis die je de vreugde ontneemt omdat het je de adem beneemt. Wees open en kwetsbaar, ontspan je dichtgeknepen vuist. Je hoeft niets meer vast of op te houden, je bent zoals je bent. Je hebt niets meer te verliezen. En sta op! Adem vrij. Laat de adem en de muziek in je resoneren zonder ruis op de lijn.
De steen werd van het graf weggerold. Jezus werd opgewekt. Wij mogen volgen. Maak op deze wijze ruimte voor God. Begin te graven, want God moet opgegraven worden in de put van ons eigen leven. Die put mag je legen. Als dat beetje bij beetje gaat lukken, dan kunnen we er misschien aan meewerken God ook op te graven in de geteisterde harten van anderen…
5. Mijn zangdocente, Tetsje van der Kooi, zegt regelmatig dat we ons leven kunnen verbeelden met behulp van een orgelpijp. Dat vindt ze een mooie vergelijking bij een zingende dominee 😀
Je moet als je leeft en zingt die pijp zo vrij en open mogelijk houden, zegt ze dan. Er moet geen gruis in zitten, geen ruis in de resonantie. Je moet eigenlijk leren zo weinig mogelijk doen. Je hoeft alleen je luchtpijp en longen, je leven, open te stellen en daarmee ontvankelijk te worden voor de adem van God. Het enige wat we moeten doen is afleren, puin ruimen én leren om open te staan en te ontvangen. Als je een steen legt op de orgelpijp dan kan er geen lucht meer doorheen stromen: geen lucht, geen resonantie, geen muziek, geen leven. Dan ben je begraven en lig je onder een steen.
Met Pasen vieren we dat de steen van het graf, van de pijp, is gewenteld. En dat wij Jezus mogen volgen om op te staan. Om puin te ruimen en op te ademen. Om God op te graven en ruimte te geven. Om volop healwiis te zijn. Amen.
——————————————————————–
Enkele passages uit de dagboeken van Etty Hillesum uit aug. 1941 en juli 1942
Het Werk 1941-1943 (Amsterdam: Uitgeverij Balans, 6e druk, 2012), 97, 516-517.
Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden.
Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van tevoren nergens voor instaan. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we er ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen.
Matteüs 28, 1-10
Na de sabbat, bij het ochtendgloren van de eerste dag van de week, kwam Maria van Magdala met de andere Maria naar het graf kijken. Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer. De engel richtte zich tot de vrouwen en zei: ‘Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, Hij is immers uit de dood opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kijk, dit is de plaats waar Hij gelegen heeft. En ga nu snel naar zijn leerlingen en zeg hun: “Hij is opgewekt uit de dood, en dit moeten jullie weten: Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je Hem zien.” Onthoud dat ik jullie dit gezegd heb.’
Ontzet en opgetogen verlieten ze het graf; ze haastten zich om het aan zijn leerlingen te vertellen.
Geef een reactie