Zondagochtend vroeg, de ochtend na aankomst, krijg ik geen toegang tot het klooster om mee te bidden. Maar wie weet, zou ik mee mogen doen met de vespers. De vespers worden in de regel bij zonsondergang gebeden, maar hier al tussen vier en vijf uur in de namiddag. Ruim voor vier uur sta ik dus weer eenzaam bij de deur van het klooster. Wederom word ik geweigerd. ‘Waar ik vandaan kom en of ik wel orthodox ben’. Ik mompel wat en wanneer ik op goed geluk de naam noem van vader Akakios, met wie ik voor mijn komst heb gecorrespondeerd, gaat de deurbewaker naar binnen om te raadplegen. Ja, ik mag naar binnen, maar alleen voor de vespers.
Ik zoek mijn weg naar de ingang van de zesde-eeuwse kerk en ga voorzichtig naar binnen. Ik moet denken aan de spreuk boven de deur van de kerk van Jorwert waar ik wekelijks meerdere keren onderdoor loop (in Statenvertaling Nederlands): ‘Bewaar uwen voet als Gij het huis Gods in gaat’. Tegenwoordig vertaalt als: ‘Betreed Gods tempel met bescheiden tred.’ Deze woorden uit Prediker 4, 17 zijn vandaag zeer van toepassing op mijn gemoed. Ik sla drie keer een kruis op orthodoxe wijze (over de borst van rechts maar links) en maak een buiging. Tijdens eerdere ervaringen heb ik mijn schroom hiervoor al overwonnen. Ik laat de sfeer van deze heilige plek op mij inwerken en bid in de verstilling van het moment.
Voor in de kerk worden teksten gereciteerd. Dat gaat een uur lang aan een stuk door en met grote snelheid. Daar kan Matthijs van Nieuwkerk nog van leren! Zo nu en dan gaat het reciteren over in zang. Niet op z’n Gregoriaans, maar op Oosterse wijze. Ik kan het niet verstaan, behalve het Kyrie eleison dat zo vaak wordt herhaald dat het niet te missen valt. Maar wat een geluk dat ik los van de woorden zintuigelijk kan meedoen. Met regelmaat kunnen we een drievoudig kruis slaan, we staan en zitten. Ik ruik de wierook en buig wanneer de priester ook mij bewierookt. En tijdens het eindeloze monotone reciteren van teksten kan ik gewoon onze eigen Nijkleaster teksten en liederen innerlijk reciteren en zingen. Die ken ik immers wel bijna uit mijn hoofd.
Het kerkgebouw heeft een klassieke structuur. Na het voorportaal volgen drie beuken die worden afgerond met een halfronde apsis. Voor de apsis bevindt zich de iconenwand, de iconostase, de afscheiding van het schip met het koor. Aan het plafond hangen wel vier of vijf enorme kroonluchters en vanaf het plafond hangen ook olielampen in diverse kleuren. En iconen, overal staan en hangen oneindig veel iconen. Centraal in de kerk staat de icoon van de moeder Gods met Christus op een standaard. Met bijna geen ramen en geen kunstlicht is het schemerig. En grappig, ik ontwaar bijna niemand, behalve de twee monniken die in samenspraak de psalmen en teksten reciteren. Later merk ik dat er in enkele hoeken van de kerk ook nog een paar andere monniken verscholen zitten. Zo nu en dan loopt er iemand door de kerk om even te praten, een boek te overhandigen, kaarsen aan en uit te doen of de kerk te verlaten.
Na een uur zijn de vespers plotseling voorbij en verlaten de monniken de kerk. Ik blijf alleen achter en besluit een kaarsje aan te steken voor deze Sinaï-gemeenschap, voor onze eigen kloostergemeenschap, voor Sietske en de kinderen, voor moeder aarde, voor ouders en familie, voor mijn vrienden. Ach, en voor de hele wereld. Een foto van de kerk bovenaan deze aflevering zou mooi zijn geweest. Maar fotograferen in de kerk is niet toegestaan. Op internet vind ik wel enkele foto’s maar uit respect besluit ik die niet te gebruiken. Deze is beter (zie bovenaan): de foto van de kaarsjes voor de hele wereld.
Geef een reactie